Algemeen
Het interview heb ik na enkele weken stage lopen afgenomen. Dit heb ik enerzijds zo besloten omdat ik graag de antwoorden wilde koppelen aan mijn ervaring en aan de andere kant omdat mijn traject niet gelijk loopt met het curriculum en ik deze themamap iets anders besloot vorm te geven (o.a. met extra vragen en verdiepingsinzichten).
Sfeer
Over de sfeer is de leerkracht tevreden. Er is ruimte voor lol met elkaar, zowel onderling als tussen leerkracht en leerling. De leerkracht steekt hier graag tijd in. Mij valt het inderdaad ook op dat de leerkracht veel humor gebruikt, op gepaste momenten. Dit valt goed bij de leerlingen.
Van één van de leerlingen heeft de leerkracht wat meer last wat betreft de sfeer. De leerkracht heeft niet het idee dat het effect heeft op de leerlingen. Meer probeert ze te voorkomen dat het effect heeft op haar handelen naar de klas en naar de betreffende leerling zelf.
Relaties
De leerkracht heeft met vrijwel elke leerling een goede relatie. Dit is iets waar de leerkracht tijd in steekt en veel tijd in heeft gestoken in het begin van het jaar. Het effect wat de bovengenoemde leerling op de leerkracht heeft maakt dat ze een wat mindere relatie heeft met hem. Hier is ze zich van bewust en mee bezig. Ze vindt sowieso elke leerling leuk, hetzij dat gedrag minder prettig ervaren kan worden.
Er zijn enkele ‘clubjes’ binnen de klas, terwijl er geen echte losse groepen binnen de klas zijn. Iedereen kan best met elkaar overweg/samenwerken, soms met iets meer aansporing/hulp/sturing van de kant van de leerkracht. Er zijn enkele meiden die veel met elkaar optrekken (N., I. & N.). Twee leerlingen botsen nog wel eens met elkaar (G. & M.); ze zoeken elkaar wel vaak op om samen te werken en/of te spelen. Eén leerling (Z.) valt buiten de groep. Het gros van de klas mag hem niet en heeft meer moeite met (werken met) hem. N.B. Hier wordt aan gewerkt en wordt deels zowel door hemzelf als andere leerlingen ‘veroorzaakt’.
De groep
De groep kan goed met elkaar omgaan qua respect en spelen. Soms kunnen ze elkaar wat lastiger met rust laten. Ze zijn geneigd er op elkaar te reageren. Hoe dit ook gaat, ze vatten dit vrijwel niet persoonlijk op (bijvoorbeeld als er hardere woorden gebruikt worden).
De groep is vrij consistent, ook als de leerkracht er niet is. Elke donderdag staat er een andere leerkracht voor de groep, die tevens ook de Intern Begeleider (IB’er) is. Als ‘derde’ leerkracht kan ik beamen dat de klas niet heel anders is. Wel geven ze aan een voorkeur te hebben voor de ‘vaste’ leerkracht boven de andere op donderdag, omdat die als erg streng ervaren wordt.
Een uitzondering is een invalkracht, waarbij kinderen wat meer geneigd zijn uit te proberen hoever ze kunnen gaan. Zo stelde leerling W. zich eens voor als leerling A. en andersom.
In pauzes kan de groep lekker spelen met elkaar. Onderling gaat dit dan prima. Er is eerder ‘gedoe’ tussen groepen, als er bijvoorbeeld uitgemaakt dient te worden welke groep er op het voetbalveldje mag.
Sociaal-emotionele activiteiten worden meer spontaan en tussendoor gepland, bijvoorbeeld a.d.h.v. een urgente situatie. Wel is er ruimte in het programma voor bijvoorbeeld Kanjertraining.
Algemene leerprestaties
Er zitten twintig kinderen in de klas. Negentien in groep 7 zelf, één leerling die na vorig jaar groep 8 wegens omstandigheden niet naar het voortgezet onderwijs kon gaan en nog op deze school gehouden kon worden. Deze zit nu bij ons en doet daardoor niet met alles mee, omdat bijvoorbeeld de verkeersles al volledig is doorlopen.
Het algemene ontwikkelingsniveau is op het gemiddelde. Er zijn wel echt verschillen in de klas, waardoor er bijvoorbeeld individuele trajecten en speciale werkwijzen zijn. Drie leerlingen presteren boven het (groeps)gemiddelde niveau. Deze hebben dan ook uitdagender werk bij bijvoorbeeld rekenen. Vijf leerlingen presteren onder het niveau. Bij de leerlingen die wat minder presteren dan het niveau betreft het de gehele lijn van vakken, i.p.v. dat er per leerling verschil kan zijn tussen de vakken.
Organisatie
De zelfstandigheid verschilt. Aan de ene kant is er soms meer aansporing nodig tijdens het werken, aan de andere kant pakken leerlingen zelf het verdelen van fruitpakketten op en voeren dit uit.
De leerlingen die extra hulp nodig hebben zijn zelf te begeleiden door de leerkracht, zeker omdat er hulp is van de Remedial Teacher (RT’er) en hulpleerkrachten/-ouders. Ook zitten er ‘maar’ twintig kinderen in de klas, wat het werkbaar(der) maakt. Enkele kinderen hebben een eigen leerlijn. Die werken qua rekenen bijvoorbeeld op de lijn van groep 6. Ook zijn er ‘maatschriften’ voor rekenen; werkboeken die toegankelijker zijn voor leerlingen die wat meer moeite hebben. Ook deze leerlingen worden deels begeleid door de RT’er en hulpleerkrachten/-ouders.
Leerlingen die snel zijn en makkelijk(er) meekomen met het niveau die hebben een ‘plusschrift’ voor rekenen en er is extra en uitdagender werk, wat meer op vraagstukken gebaseerd is. Ook worden er tijdens klassikale momenten vragen op wisselend niveau gesteld en kunnen de wat sterkere leerlingen soms aanvullingen geven n.a.v. hun eigen kennisniveau.
Specifieke behoeften en individuele prestaties
Los van bovengenoemde hebben twee kinderen een aparte aanpak m.b.t. dyslexie. Eén leerling werkt daarvan op de computer met taal. Een andere leerling heeft een groter (geprint) schrijfschrift vanwege motorische aangelegenheden. Enkele leerlingen hebben qua gedrag specifieke behoeften, aangezien ze zich sneller laten afleiden en sneller geneigd zijn te reageren op anderen. Zowel afspraken met de kinderen als specifieke afspraken tussen school, kind en ouders spelen hierbij een rol (met bijvoorbeeld een afsprakenschriftje & stickers plakken voor het bijhouden van de voortgang).
Alle kinderen zijn door de leerkracht goed te motiveren. Ze zijn zich bewust van wat er speelt en wat ze nodig hebben. Ze geven er nooit blijk van last te hebben van hun behoeften door moeilijkheden en zijn positief ingesteld in het algemeen.
De leerkracht geeft aan dat er meestal genoeg materiaal is om te gebruiken hierbij en soms is er behoefte aan specifiek materiaal op maat, zoals kleine klokjes, inhoudsmaten-materiaal en passende werkbladen.
Deze individuele aanpak en afspraken worden door de leerkracht als prettig ervaren en merkt wel dat leerlingen niet altijd gebruik maken van de voor hun beschikbare mogelijkheden. Leerling J. geeft bijvoorbeeld wel eens aan dat hij last heeft van afgeleid worden (en dat hij baalt dat hij zichzelf laat afleiden), terwijl hij een eigen geluiddempende koptelefoon heeft en een voor hem prettig werkplek mag kiezen (of ergens anders in de klas, of op de gang).
Ouders
Over het algemeen zijn de ouders tevreden met de aanpak van de school bij de moeilijkheden van hun kinderen, mede omdat er veel in overleg en samenspraak wordt gedaan. De leerkracht geeft daarbij direct aan dat er een verschil is tussen ouders qua hoe zij tegen de lastige situaties van hun kinderen aankijken. Sommige ouders zijn daarin heel reëel en willen hun kind vooral op een voor henzelf prettig plek krijgen qua voortgezet onderwijs. Andere ouders kunnen maar moeilijk de situaties van hun kinderen linken aan daaruit voortkomende soorten geschikt onderwijs (kinderen die zeer moeilijk leren gaan wat ouders betreft bijvoorbeeld koste wat het kost naar de HAVO of het VWO).
Bepaalde leerlingen
Met name twee leerlingen vallen de leerkracht zwaar(der). Leerling J. en leerling E. De eerste staat hierboven ook beschreven m.b.t. gedrag en zijn afsprakenschriftje. Door de jaren heen is hier al vaak bij geïntervenieerd. Leerling E. is erg aanwezig en uit zich vaak verbaal i.p.v. in zichzelf. Zij is wat drukker en reageert vaak impulsief. Dit kost de leerkracht energie, geeft ze aan.
Individuele handelingsplannen zijn er in de vorm van het zogenaamde Ontwikkelingsperspectief (OPP), waarbij dit opgesteld wordt als de verwachting is dat deze leerlingen naar praktijkonderwijs zullen gaan. Dit dient te worden onderbouwd en daarvoor dient dit OPP. Daarbij wordt dit ook gebruikt bij het handelen op de school nu, om waar mogelijk op maat te werken.
Het plezier in lesgeven komt niet onder druk te staan. Het is voor de leerkracht ook niet te zwaar om les te geven. Mede door de ondersteuning van de RT’er en hulpleerkrachten en –ouders is het te doen. Sommige kinderen horen wellicht op een ander type onderwijs thuis, aldus de leerkracht. Met name leerling M., die zeer moeilijk leert, past misschien beter in een omgeving waar dit ten volle mogelijk gemaakt kan worden.
Intern Begeleider (IB’er)
De IB’er houdt de resultaten van alle leerlingen bij en werkt samen bij specifieke (leer)behoeften. Ook overlegt de IB’er met de leerkracht over de resultaten en over hoe om te gaan met bepaalde (leerling)situaties.
De leerkracht voelt zich in principe ondersteund. Soms heeft de leerkracht behoefte aan hulp, materiaal of overeengekomen acties en blijft dat liggen, waardoor de leerkracht daardoor/daarmee niet direct verder kan.
Het interview heb ik na enkele weken stage lopen afgenomen. Dit heb ik enerzijds zo besloten omdat ik graag de antwoorden wilde koppelen aan mijn ervaring en aan de andere kant omdat mijn traject niet gelijk loopt met het curriculum en ik deze themamap iets anders besloot vorm te geven (o.a. met extra vragen en verdiepingsinzichten).
Sfeer
Over de sfeer is de leerkracht tevreden. Er is ruimte voor lol met elkaar, zowel onderling als tussen leerkracht en leerling. De leerkracht steekt hier graag tijd in. Mij valt het inderdaad ook op dat de leerkracht veel humor gebruikt, op gepaste momenten. Dit valt goed bij de leerlingen.
Van één van de leerlingen heeft de leerkracht wat meer last wat betreft de sfeer. De leerkracht heeft niet het idee dat het effect heeft op de leerlingen. Meer probeert ze te voorkomen dat het effect heeft op haar handelen naar de klas en naar de betreffende leerling zelf.
Relaties
De leerkracht heeft met vrijwel elke leerling een goede relatie. Dit is iets waar de leerkracht tijd in steekt en veel tijd in heeft gestoken in het begin van het jaar. Het effect wat de bovengenoemde leerling op de leerkracht heeft maakt dat ze een wat mindere relatie heeft met hem. Hier is ze zich van bewust en mee bezig. Ze vindt sowieso elke leerling leuk, hetzij dat gedrag minder prettig ervaren kan worden.
Er zijn enkele ‘clubjes’ binnen de klas, terwijl er geen echte losse groepen binnen de klas zijn. Iedereen kan best met elkaar overweg/samenwerken, soms met iets meer aansporing/hulp/sturing van de kant van de leerkracht. Er zijn enkele meiden die veel met elkaar optrekken (N., I. & N.). Twee leerlingen botsen nog wel eens met elkaar (G. & M.); ze zoeken elkaar wel vaak op om samen te werken en/of te spelen. Eén leerling (Z.) valt buiten de groep. Het gros van de klas mag hem niet en heeft meer moeite met (werken met) hem. N.B. Hier wordt aan gewerkt en wordt deels zowel door hemzelf als andere leerlingen ‘veroorzaakt’.
De groep
De groep kan goed met elkaar omgaan qua respect en spelen. Soms kunnen ze elkaar wat lastiger met rust laten. Ze zijn geneigd er op elkaar te reageren. Hoe dit ook gaat, ze vatten dit vrijwel niet persoonlijk op (bijvoorbeeld als er hardere woorden gebruikt worden).
De groep is vrij consistent, ook als de leerkracht er niet is. Elke donderdag staat er een andere leerkracht voor de groep, die tevens ook de Intern Begeleider (IB’er) is. Als ‘derde’ leerkracht kan ik beamen dat de klas niet heel anders is. Wel geven ze aan een voorkeur te hebben voor de ‘vaste’ leerkracht boven de andere op donderdag, omdat die als erg streng ervaren wordt.
Een uitzondering is een invalkracht, waarbij kinderen wat meer geneigd zijn uit te proberen hoever ze kunnen gaan. Zo stelde leerling W. zich eens voor als leerling A. en andersom.
In pauzes kan de groep lekker spelen met elkaar. Onderling gaat dit dan prima. Er is eerder ‘gedoe’ tussen groepen, als er bijvoorbeeld uitgemaakt dient te worden welke groep er op het voetbalveldje mag.
Sociaal-emotionele activiteiten worden meer spontaan en tussendoor gepland, bijvoorbeeld a.d.h.v. een urgente situatie. Wel is er ruimte in het programma voor bijvoorbeeld Kanjertraining.
Algemene leerprestaties
Er zitten twintig kinderen in de klas. Negentien in groep 7 zelf, één leerling die na vorig jaar groep 8 wegens omstandigheden niet naar het voortgezet onderwijs kon gaan en nog op deze school gehouden kon worden. Deze zit nu bij ons en doet daardoor niet met alles mee, omdat bijvoorbeeld de verkeersles al volledig is doorlopen.
Het algemene ontwikkelingsniveau is op het gemiddelde. Er zijn wel echt verschillen in de klas, waardoor er bijvoorbeeld individuele trajecten en speciale werkwijzen zijn. Drie leerlingen presteren boven het (groeps)gemiddelde niveau. Deze hebben dan ook uitdagender werk bij bijvoorbeeld rekenen. Vijf leerlingen presteren onder het niveau. Bij de leerlingen die wat minder presteren dan het niveau betreft het de gehele lijn van vakken, i.p.v. dat er per leerling verschil kan zijn tussen de vakken.
Organisatie
De zelfstandigheid verschilt. Aan de ene kant is er soms meer aansporing nodig tijdens het werken, aan de andere kant pakken leerlingen zelf het verdelen van fruitpakketten op en voeren dit uit.
De leerlingen die extra hulp nodig hebben zijn zelf te begeleiden door de leerkracht, zeker omdat er hulp is van de Remedial Teacher (RT’er) en hulpleerkrachten/-ouders. Ook zitten er ‘maar’ twintig kinderen in de klas, wat het werkbaar(der) maakt. Enkele kinderen hebben een eigen leerlijn. Die werken qua rekenen bijvoorbeeld op de lijn van groep 6. Ook zijn er ‘maatschriften’ voor rekenen; werkboeken die toegankelijker zijn voor leerlingen die wat meer moeite hebben. Ook deze leerlingen worden deels begeleid door de RT’er en hulpleerkrachten/-ouders.
Leerlingen die snel zijn en makkelijk(er) meekomen met het niveau die hebben een ‘plusschrift’ voor rekenen en er is extra en uitdagender werk, wat meer op vraagstukken gebaseerd is. Ook worden er tijdens klassikale momenten vragen op wisselend niveau gesteld en kunnen de wat sterkere leerlingen soms aanvullingen geven n.a.v. hun eigen kennisniveau.
Specifieke behoeften en individuele prestaties
Los van bovengenoemde hebben twee kinderen een aparte aanpak m.b.t. dyslexie. Eén leerling werkt daarvan op de computer met taal. Een andere leerling heeft een groter (geprint) schrijfschrift vanwege motorische aangelegenheden. Enkele leerlingen hebben qua gedrag specifieke behoeften, aangezien ze zich sneller laten afleiden en sneller geneigd zijn te reageren op anderen. Zowel afspraken met de kinderen als specifieke afspraken tussen school, kind en ouders spelen hierbij een rol (met bijvoorbeeld een afsprakenschriftje & stickers plakken voor het bijhouden van de voortgang).
Alle kinderen zijn door de leerkracht goed te motiveren. Ze zijn zich bewust van wat er speelt en wat ze nodig hebben. Ze geven er nooit blijk van last te hebben van hun behoeften door moeilijkheden en zijn positief ingesteld in het algemeen.
De leerkracht geeft aan dat er meestal genoeg materiaal is om te gebruiken hierbij en soms is er behoefte aan specifiek materiaal op maat, zoals kleine klokjes, inhoudsmaten-materiaal en passende werkbladen.
Deze individuele aanpak en afspraken worden door de leerkracht als prettig ervaren en merkt wel dat leerlingen niet altijd gebruik maken van de voor hun beschikbare mogelijkheden. Leerling J. geeft bijvoorbeeld wel eens aan dat hij last heeft van afgeleid worden (en dat hij baalt dat hij zichzelf laat afleiden), terwijl hij een eigen geluiddempende koptelefoon heeft en een voor hem prettig werkplek mag kiezen (of ergens anders in de klas, of op de gang).
Ouders
Over het algemeen zijn de ouders tevreden met de aanpak van de school bij de moeilijkheden van hun kinderen, mede omdat er veel in overleg en samenspraak wordt gedaan. De leerkracht geeft daarbij direct aan dat er een verschil is tussen ouders qua hoe zij tegen de lastige situaties van hun kinderen aankijken. Sommige ouders zijn daarin heel reëel en willen hun kind vooral op een voor henzelf prettig plek krijgen qua voortgezet onderwijs. Andere ouders kunnen maar moeilijk de situaties van hun kinderen linken aan daaruit voortkomende soorten geschikt onderwijs (kinderen die zeer moeilijk leren gaan wat ouders betreft bijvoorbeeld koste wat het kost naar de HAVO of het VWO).
Bepaalde leerlingen
Met name twee leerlingen vallen de leerkracht zwaar(der). Leerling J. en leerling E. De eerste staat hierboven ook beschreven m.b.t. gedrag en zijn afsprakenschriftje. Door de jaren heen is hier al vaak bij geïntervenieerd. Leerling E. is erg aanwezig en uit zich vaak verbaal i.p.v. in zichzelf. Zij is wat drukker en reageert vaak impulsief. Dit kost de leerkracht energie, geeft ze aan.
Individuele handelingsplannen zijn er in de vorm van het zogenaamde Ontwikkelingsperspectief (OPP), waarbij dit opgesteld wordt als de verwachting is dat deze leerlingen naar praktijkonderwijs zullen gaan. Dit dient te worden onderbouwd en daarvoor dient dit OPP. Daarbij wordt dit ook gebruikt bij het handelen op de school nu, om waar mogelijk op maat te werken.
Het plezier in lesgeven komt niet onder druk te staan. Het is voor de leerkracht ook niet te zwaar om les te geven. Mede door de ondersteuning van de RT’er en hulpleerkrachten en –ouders is het te doen. Sommige kinderen horen wellicht op een ander type onderwijs thuis, aldus de leerkracht. Met name leerling M., die zeer moeilijk leert, past misschien beter in een omgeving waar dit ten volle mogelijk gemaakt kan worden.
Intern Begeleider (IB’er)
De IB’er houdt de resultaten van alle leerlingen bij en werkt samen bij specifieke (leer)behoeften. Ook overlegt de IB’er met de leerkracht over de resultaten en over hoe om te gaan met bepaalde (leerling)situaties.
De leerkracht voelt zich in principe ondersteund. Soms heeft de leerkracht behoefte aan hulp, materiaal of overeengekomen acties en blijft dat liggen, waardoor de leerkracht daardoor/daarmee niet direct verder kan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten